Alsof iemand van achteren een loden deken over mij werpt. Het ademen lijkt moeilijker te gaan. Ik kijk naar het water om mijn gedachten te controleren.
Kom op, verman je.
Toch slaat paniek toe. Het stijgt op vanuit mijn maag. Via longen, schildklier zo de adamsappel in. Knijpt mijn strottenhoofd dicht.
Ik wil gillen maar durf het niet. Wat als. Ik kan nergens heen. De kinderen. Wat doe ik hier. Dit is niet mijn land. Hier hoor ik niet. Hier ken ik niemand. Wat als. De kinderen. Er is onrust maar ik moet rust zijn. Verloren. Ont--heemd.
Ze liggen met zwart omrande ogen op de achterbank van een bonkende taxi richting naar wat een paradijs moet zijn. Vlore was kort buiten bewustzijn tijdens een tussenstop in Ethiopië. Te weinig gedronken. Gevallen op haar achterhoofd. Bruun gaf over na de tweede overstap. En blijft braken, terwijl de taxi een geit ontwijkt. Spugen van de spanning hoop ik. Kinderen op reis schakelen in een reservestand. Ze eten en drinken nauwelijks meer. Holle ogen in een grauw gelaat. Dwergzombies.
We zijn helden op sokken. Waarom wilde we dit? Dit is lijden.
Een enkele keer ervaar ik een vleugje euforie. Zoals alleen reizen kan geven. Die gewaarwording van ergens zijn waar je lang naar hebt verlangd. En dat tegelijkertijd verrast omdat het er opeens is. Een kracht die ontstaat van binnenuit het moment. Het nu. Dat onoverwinnelijk maakt voor korte tijd. Het is een voorbijglijdend beeld van een jongen alleen op het dak van een onafgebouwd huis. Los van de horizon. Machtig, als silhouet tegen een paars gekleurde lucht. Rondom rookslierten van houtvuurtjes tegen glooiende heuvels en plukjes acaciabomen. Daar zag ik even Afrika. Bewust. En kreeg een glimlach. Van trots. Herkenning.
Comentarios